
Jurisprudentie
BD0554
Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-04-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers106.011.304/01 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2008-04-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers106.011.304/01 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris in strijd met zijn informatieplicht heeft gehandeld is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris klager onjuist of onvoldoende heeft geïnformeerd. Uit de enkele opmerking dat het huis behouden moest blijven, zo al gemaakt, behoefde de notaris niet af te leiden dat partijen een wijziging in de tenaamstelling van de gezamenlijke woning voor ogen stond. Wel zou het beter geweest zijn als de notaris had doorgevraagd naar de redenen voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden en bij de conceptakte een brief had gevoegd waarin in eenvoudige bewoordingen de bepalingen nog eens werden uitgelegd, maar het nalaten van een en ander kan niet als tuchtrechtelijk laakbaar worden aangemerkt.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 17 april 2008 in de zaak onder zaaknummer 106.011.304/01 (814/2007 NOT) van:
[naam]
wonende te [plaats]
APPELLANT
t e g e n
mr. [naam]
notaris te [plaats]
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. T. Riyazi.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op
17 juli 2007 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te
‘s-Hertogenbosch, verder te noemen de kamer, van 21 juni 2007, waarbij de klacht gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 15 augustus 2007 een verweerschrift ingekomen.
1.3. Bij brief - met bijlagen - ingekomen op 9 februari 2008 heeft klager zijn verzoekschrift nader aangevuld.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van
14 februari 2008. Klager, de notaris en diens gemachtigde zijn verschenen en hebben allen het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de notaris en zijn exechtgenote, [naam]] elkaar reeds kenden, voordat de notaris in oktober 2004 voor klager en [naam] de huwelijkse voorwaarden opstelde. Deze gedachte werd ingegeven door het feit dat klager en [naam] zich op instigatie van [naam] voor het opmaken van de akte van huwelijkse voorwaarden tot een ander notariskantoor hebben gewend, dan het kantoor waar eerder hun samenlevingscontract was opgesteld. Bij herhaalde navraag door klager werd hem door de notaris en [naam] verzekerd dat door middel van deze huwelijkse voorwaarden de tenaamstelling van de woning kon worden gewijzigd.
4.2. Klager verwijt de notaris dat deze heeft nagelaten uitvoering te geven aan de wens van klager om het onverdeelde aandeel van [naam] in de gezamenlijke woning aan hem te doen overdragen, terwijl klager meermalen aan de notaris te kennen heeft gegeven het eigen huis te willen behouden. Klager verkeerde in de veronderstelling dat – nu [naam] en hij niet in gemeenschap van goederen zouden huwen – dit door middel van het opstellen van huwelijkse voorwaarden bewerkstelligd kon worden.
Volgens klager had de notaris hem erop moeten wijzen dat met uitsluitend een akte van huwelijkse voorwaarden het door hem gewenste resultaat niet kon worden bereikt. In hoger beroep heeft klager nog gesteld dat de notaris zijn bewaarplicht heeft geschonden nu hij heeft nagelaten de aantekeningen van de voorbespreking te bewaren.
4.3. Ten slotte verwijt klager de notaris de akte vóór de ondertekening daarvan niet te hebben voorgelezen.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klager en verweert zich als volgt.
5.2. Op 4 oktober 2004 heeft de notaris partijen uitgenodigd op zijn kantoor voor het bespreken van een op te maken akte van huwelijkse voorwaarden in verband met het voorgenomen huwelijk van partijen. Bij deze gelegenheid ontmoette hij [naam] voor het eerst. Tijdens dit gesprek is de notaris niet anders gebleken dan dat partijen beoogden te trouwen met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. Nu er volgens de notaris tijdens dit gesprek geen andere wensen naar voren zijn gebracht, zijn de standaardbepalingen nagelopen en is hierna een conceptakte opgesteld en verzonden aan partijen.
Voorzover klager te kennen heeft gegeven het eigen huis te willen behouden, heeft de notaris hieronder slechts begrepen dat hij zijn aandeel in de woning wenste te behouden respectievelijk niet wenste te verliezen. Door het opstellen van huwelijkse voorwaarden zou dit juist voorkomen worden. Daar de notaris verder geen bijzonderheden naar aanleiding van het gesprek en de inhoud van de conceptakte heeft vernomen, is hij er van uitgegaan dat de bedoeling van partijen hem voldoende duidelijk was. Zelfs nog in het stadium van het passeren van de akte is de notaris van geen enkel bezwaar gebleken.
5.3. De notaris stelt dat hij niet aan zijn informatieplicht kon voldoen, om de eenvoudige reden dat hij door klager nooit van diens vermeende bedoeling om het huis op zijn naam te stellen op de hoogte is gebracht. Zelfs toen klager expliciet werd gevraagd naar de reden van het opstellen van huwelijkse voorwaarden, heeft klager geen bijzondere wens te kennen gegeven. Als dit wel het geval zou zijn geweest, had de notaris hem uiteraard uitgelegd dat een akte van huwelijkse voorwaarden hiertoe niet zou volstaan.
De notaris bestrijdt ook dat hij in strijd met zijn bewaarplicht heeft gehandeld; nu de notaris in het gesprek met [naam] en klager geen bijzonderheden zijn medegedeeld, kan hem niet worden verweten dat hij geen aantekeningen heeft gemaakt van dat gesprek.
5.4. De notaris stelt dat hij op 4 oktober 2004 vóór aanvang van het passeren van de akte de artikelbepalingen opnieuw in het kort met partijen heeft doorgenomen en hen heeft gewezen op de mogelijke consequenties daarvan.
6. De beoordeling
6.1. Uit de beslissing van de kamer blijkt niet waarop deze haar oordeel heeft gebaseerd dat aannemelijk is geworden dat de notaris en [naam] elkaar tevoren reeds kenden. Ook overigens zijn het hof geen omstandigheden gebleken die die veronderstelling kunnen dragen. Dit klachtonderdeel moet dan ook ongegrond worden geoordeeld.
6.2. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris in strijd met zijn informatieplicht heeft gehandeld is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris klager onjuist of onvoldoende heeft geïnformeerd. Uit de enkele opmerking dat het huis behouden moest blijven, zo al gemaakt, behoefde de notaris niet af te leiden dat partijen een wijziging in de tenaamstelling van de gezamenlijke woning voor ogen stond. Wel zou het beter geweest zijn als de notaris had doorgevraagd naar de redenen voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden en bij de conceptakte een brief had gevoegd waarin in eenvoudige bewoordingen de bepalingen nog eens werden uitgelegd, maar het nalaten van een en ander kan niet als tuchtrechtelijk laakbaar worden aangemerkt.
6.3. Terzake van het klachtonderdeel waarin de notaris wordt verweten dat hij zijn bewaarplicht heeft geschonden overweegt het hof als volgt. Nu dit onderdeel voor het eerst in hoger beroep door klager naar voren is gebracht kan het hof hiervan geen kennis nemen en dient klager in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.4. Voor de ondertekening is de akte beperkt voorgelezen, zoals blijkt uit de volgende passage aan de voet van de akte:
De comparanten hebben verklaard op de volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden een conceptakte te hebben ontvangen en van de inhoud akte te hebben kennis genomen.
Een dergelijke wijze van voorlezen is niet in strijd met de regels van art. 43 lid 1 van de Wet op het notarisambt.
Dit klachtonderdeel is dus eveneens ongegrond.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.6. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing, onder verbetering van de gronden;
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht voor zover het de bewaarplicht van de notaris betreft.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en G. Kleykamp-van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 17 april 2008 door de rolraadsheer.
KLN 06.22
21 juni 2007
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van de heer [naam] hierna te noemen klager tegen mr. [naam] notaris te ‘s-Hertogenbosch, hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1. Bij brieven van 2 oktober 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.
1.2. Kandidaat-notaris mr. [naam] heeft namens de notaris (in verband met ziekte) geantwoord bij brief van 15 november 2006.
1.3. Klager heeft bij brief van 4 december 2006 gerepliceerd.
1.4. Bij brief van 23 februari 2007 heeft mr. T. Ruyazi, advocaat, namens de notaris gedupliceerd.
1.5. De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 24 mei 2007. Verschenen zijn: klager met zijn advocaat mr. E.C. Joosen en de notaris met zijn advocaat mr. T. Riyazi.
2. De feiten
2.1. Op 5 juli 2000 is klager een koopovereenkomst aangegaan met betrekking tot de woning [adres]. Klager was destijds ongehuwd en niet geregistreerd als partner.
2.2. Op 4 oktober 2000 hebben klager en zijn partner mevrouw [naam] ten overstaan van notaris mr. E.J. Houx te ’s-Hertogenbosch een samenlevingsovereenkomst, een akte van levering en een hypotheekakte, waarbij ieder voor de onverdeelde helft de woning in eigendom verkreeg, verleden.
2.3. In oktober 2004 heeft de notaris een oriënterend gesprek gehad met klager en mevrouw [naam] omdat zij een akte van huwelijksvoorwaarden wilden laten opmaken alvorens in het huwelijk te treden. Hierna is een conceptakte, conform de gemaakte afspraken in het oriënterend gesprek, inhoudende uitsluiting van goederen met periodiek- en finaal verrekeningsbeding, door de notaris aan klager en mevrouw [naam] toegezonden.
2.4. Op 4 oktober 2004 hebben klager en mevrouw [naam] ten overstaan van de notaris de akte van huwelijksvoorwaarden getekend, qua inhoud exact conform de conceptakte.
2.5. Op 16 november 2004 zijn klager en mevrouw [naam] getrouwd.
2.6. Op 12 juni 2006 zijn klager en mevrouw [naam] gescheiden. Gevolg hiervan is dat klager de totale waarde van de woning moet verrekenen met zijn ex-partner, terwijl hij dacht dat de woning door de akte van huwelijksvoorwaarden d.d. 4 oktober 2004 volledig op zijn naam was komen te staan.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1. Klager stelt het navolgende. Op 4 oktober 2000 is het huis dat hij op 5 juli 2000 alleen had gekocht middels de akte van levering en de hypotheekakte voor de helft ook op naam gesteld van mevrouw [naam]. Hiertoe is besloten omdat een hypotheekadviseur zulks had geadviseerd in verband met financiële voordelen.
In het kader van hun voorgenomen huwelijk wilde klager dit terugdraaien, het huis moest weer alleen op zijn naam komen te staan. Mevrouw [naam] heeft een afspraak geregeld met de notaris om samen met hem en de notaris te praten over het opmaken van een akte van huwelijksvoorwaarden, volgens hem met de intentie ervoor te zorgen dat de eigendom van de woning weer volledig op zijn naam zou komen te staan zodat bij een eventuele scheiding de woning volledig aan hem zou toekomen.
De conceptakte, na het gesprek met de notaris opgestuurd aan hem en mevrouw [naam], bevatte echter niet de tekst dat hij de volledige eigenaar zou worden van het huis. Bij navraag hierover bij mevrouw [naam] en de notaris werd hem door beiden gegarandeerd dat het zo goed was en dat het in orde zou komen.
In de veronderstelling dat het allemaal in orde was, heeft hij op 4 oktober 2004 in aanwezigheid van mevrouw [naam] en de notaris de akte van huwelijksvoorwaarden, qua inhoud gelijk aan de conceptakte, met mevrouw [naam] getekend. De akte is voor het ondertekenen niet voorgelezen door de notaris.
Nu het huwelijk per 12 juni 2006 ontbonden is wordt hij geconfronteerd met het feit dat het huis nog voor de helft op naam staat van mevrouw [naam], zodat hij haar moet uitkopen.
Klager verwijt de notaris:
- dat mevrouw [naam] en de notaris elkaar van tevoren al kenden;
- dat hij niet juist is geïnformeerd: de notaris had hem erop moeten wijzen dat alleen een akte van huwelijksvoorwaarden niet genoeg zou zijn voor het wijzigen van de tenaamstelling van het huis maar dat er ook een akte van levering en een hypotheekakte opgemaakt hadden moeten worden;
- dat de akte voor het ondertekenen niet meer is voorgelezen
3.2. De notaris stelt het navolgende. Er is contact opgenomen met zijn kantoor omdat klager en mevrouw [naam] een akte van huwelijksvoorwaarden wilden laten opmaken. Partijen zijn vervolgens in oktober 2004 uitgenodigd op kantoor voor een bespreking. Tot voor deze bespreking kende hij mevrouw [naam] niet. Klager en mevrouw [naam] hebben toen uitsluitend aangegeven dat zij niet in gemeenschap van goederen wilden trouwen. Verder bleek niet dat zij nog bijzondere wensen hadden. Er is geen staat van aanbreng aangeleverd, daarom zijn de standaard bepalingen nagelopen. Klager heeft gezegd dat het huis “behouden moest worden”. Door de huwelijksvoorwaarden zou iedere partij het eigen aandeel van de woning ook behouden. Wanneer hij op de hoogte was geweest van de vermeende bedoeling van klager om het huis weer volledig op zijn naam te krijgen zou hij uitgelegd hebben dat een akte van huwelijksvoorwaarden hiervoor niet zou volstaan. De tekst van de akte van huwelijksvoorwaarden, zoals besproken in het gesprek, is in concept aan partijen toegestuurd met de opmerking dat wijzigingen of aanvullende informatie mogelijk zou zijn.
Hij vernam van klager en mevrouw [naam] dat zij akkoord waren met de inhoud van de conceptakte en dat er gepasseerd kon worden.
Voor aanvang van het passeren van de akte op 4 oktober 2004 zijn de bepalingen met klager en mevrouw [naam] artikelsgewijs doorgenomen. Ze waren akkoord, hebben geen bezwaar gemaakt en er zijn geen vragen gesteld. De akte is getekend.
Door de huwelijksvoorwaarden hebben betrokkenen gekozen voor de continuering van de juridische situatie zoals die daarvoor met betrekking tot de eigendom van het huis bestond. Juist bij een akte van huwelijksvoorwaarden staat de belehrungsplicht van de notaris jegens cliënt hoog in het vaandel
.
4. De beoordeling
4.1. Volgens de kamer heeft klager aannemelijk gemaakt dat de notaris en mevrouw [naam] elkaar kenden vóór het oriënterend gesprek in oktober 2004. Er zijn echter geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waarom dit enkele feit klachtwaardig zou zijn.
4.2. Naar het oordeel van de kamer is in de vraag naar dienstverlening door de notaris, aan de notaris onvoldoende helder gemaakt dat het niet enkel ging om de akte van huwelijksvoorwaarden maar dat er ook een wijziging gemaakt moest worden in de tenaamstelling van het huis, zodat het in plaats van voor de helft op naam van klager en voor de andere helft op naam van mevrouw [naam] weer volledig op naam van klager alleen zou komen te staan.
Dat door de notaris de uitlating van klager en mevrouw [naam] “dat het huis behouden moest worden” zó is begrepen “dat het moest blijven zoals het was”, valt de notaris dan ook niet te verwijten.
4.3. Klager stelt dat de akte niet voor de ondertekening is voorgelezen terwijl de notaris stelt de akte artikelsgewijs te hebben doorgenomen. Van belang is of de notaris de inhoud van de akte met partijen genoegzaam heeft doorgenomen en hen heeft “belehrt”. Het woord van klager staat hier tegenover het woord van de notaris. Er zijn door klager geen bijzondere feiten en omstandigheden gesteld die voor de kamer grond opleveren om aan het woord van de klager in deze meer waarde toe te kennen dan aan het woord van de notaris.
4.4. Gezien het vorenstaande dient de klacht ongegrond te worden verklaard.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, voorzitter,
mrs. M.H.G. Giesbers, P.G.Th. Lindeman-Verhaar, J.L.G.M. Mertens, leden en
mr. G.M.H.M. Pooters, plaatsvervangend-lid, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.